Chamax' wandel- en trekkingsavonturen
trektocht ierland 10 sept 08 tot 01 okt 08 deel 1

Trekkingstocht Ierland

(Shannon – Shannonbridge – Shannon)

van 10 september tot 01 oktober 2008

 

Deel 1

 

Dag 1 : 10 september

De een al wat zenuwachter dan de ander, namen we bij Peter afscheid van Patricks ouders en de aanwezige vrienden. Rond 16:45 uur vertrokken wij met Peter, onze gelegenheidschauffeur, naar Charleroi.

Ginder aangekomen namen we ook afscheid van Peter en gingen we poolhoogte nemen waar we moesten inchecken. Door het feit dat we vroeg waren, hadden we ruimschoots de tijd om een paar pints Guinness achterover te kappen. Rond 20:25 uur was het dan eindelijk tijd om ons te gaan aanmelden. Gelukkig zat er bij Patrick maar 14 kg in, zodat hij de kilo die er bij mij teveel inzat bij zich kon nemen. Op die manier hadden wij geen van de drie overgewicht. Voor naar de het werkelijke inschepen gingen we nog een sigaretje roken, want het zou lang duren voor we konden genieten van onze volgende sigaret.

Bij de controle van onze identiteitspapieren kwamen en alle drie goed vanaf. Maar de volgende controle liep minder vlot. Bij de scan ging de pieper bij mij af. Het bleken de ijzertjes te zijn van mijn wandelschoenen, terwijl Patrick identiek dezelfde schoenen aanhad en hij zonder problemen passeerde. Waar lag het verschil ? Bij Max werd zijn rugzak volledig gecontroleerd. Het bestek had hij per ongeluk in zijn handbagage gestoken. Hier namen ze de messen eruit. De gamellen (die niet meer in onze rugzak konden), geloof het of niet, waren een gevaarlijk wapen, waar je iemand mee kon dood kloppen. Hahaha … Deze werden ons ook afgenomen, tot groot ongenoegen van Max.

De vlucht zelf verliep, ondanks mijn grote angst, vrij goed. Enkel het opstijgen vond ik maar niks en bij het dalen had ik en enorme pijnlijke druk in mijn oren. De anderen hadden een heerlijke vlucht. Het vliegtuig landde stipt om 22:35 uur, plaatselijke tijd. Een 20-tal minuutjes later, na pasport controle en het ophalen van de bagage, liepen we naar buiten, om eerst en vooral een sigaretje te roken. Na nog iets gedronken te hebben zochten we een rustig plaatje in de luchthaven zelf. Het was ondertussen al 00:30 uur en veel te laat om nog een onderkomen te zoeken. Dus kozen we een bank uit en probeerden we wat te slapen.

Dag 2 : 11 september

De nacht was kort. Ongeveer rond 4:00 uur waren we alle drie wakker. Na wat opfrissing, een paar koffies en een ontbijt, starten we om 7 uur stipt met onze eerste tocht, richting Hurlers Cross. Bleek dat de bewegwijzering niet dat was. We hebben de weg een paar keer moeten vragen. We liepen blijkbaar steeds de goede richting uit. Er kwam wel geen einde aan, de een sprak van nog 8 minuten lopen een paar km verder spraken ze dan weer van een kwartier. We vroegen ons af of ze het eigenlijk zelf wel wisten. Toen we eindelijk aan de richtingsaanwijzer ‘Hurlers Cross’ waren, vernamen we van een local dat er in het dorpje niets was. Geen winkel om voorraad in te slaan, geen pub om onze dorst te lessen, niets. Na de onophoudende regen van de voorbije uren was dit weer een domper op onze neus. Onze tong hing op onze tenen en dan kwam die flauwe plezante ons nog zeggen dat we nog een 8-tal km te gaan hadden tot Bunratty, waar we onze tenten gingen opslagen. We klommen verder bergop langs de lange saaie weg, een soort steenweg. De moed zat ons letterlijk en figuurlijk in onze schoenen. Op de koop toe schoot de schouderriem van mijn rugzak af. Shit, shit, shit. Onze tocht begon hier goed, maar allé, we moesten verder, veel keus hadden we immers niet. Na nog een paar kms langs die saaie baan in de gietende regen, kwamen we een bord ‘Bunratty’ tegen. Even twijfelden we, maar ze konden ons toch onmogelijk te voet een soort autostrade opsturen. Dus liepen we al moppelend verder op de baan die we al kms volgden. Op een bepaald moment dachten we : ‘Dit kan niet meer’. We waren moe, nat, dorstig en hongerig van de inspanning. Ik besloot de drukke baan over te steken en klopte aan de deur van een verlaten B&B. Allé vooruit we zaten nog in de goed richting. Een geluk dat ik besloten had aan te kloppen om de weg te vragen, want het bleek dan we nu net dié straat moesten inslaan. ‘Just down the hill, there is Bunratty’, vertelde de dame ons. Volgens haar was het nog maar een 2-tal kms. Maar dat kennen we hier, natuurlijk was het veel verder. Een beetje verder vroegen het we toch nog eens om zeker te zijn. De vriendelijke dame zei ons dat we nog slechts een 10-tal minuutjes moesten stappen. Toch iemand die kon schatten. Na meer dan 16 kms kwamen we rond 11 uur aan in Bunratty. De pubs waren nog niet open, dus moesten we nog even wachten om onze dorst te lessen, maar we waren al blij dat we er waren en wat konden schuilen onder het afdak van Durty Nelly. Uiteindelijk ging deze pub open en konden we een ‘pint of Guinness’ bestellen. Het was net een engeltje die op onze tong piste. Na onze eerste pint bestelden we iets om te eten. Max nam een soort gegrilde vis en Patrick en ik een gegrilde steak. Het was heel lekker, maar bleek dat ze de groenten halfrauw serveerden hier. De mensen waren vriendelijk en heel hulpvaardig. Na wat uitleg gevraagd te hebben, hadden we gelijk een plaats om onze tenten op te zetten. Ondertussen was de zon ook weer van de partij. Nadat we ons wat gewarmd en gedroogd hadden aan de openhaard van de pub, gaven we onze rugzakken in bewaring en trokken we op verkenning in dit toeristisch plaatsje. Echt veel was er niet te zien en we waren vooral moe. Dat maakte dat we rond 18 uur terug waren en onze tenten gingen instaleren. Nadat dit gebeurd was zijn we nog even een kleinigheid gaan eten in Durty Nelly, een soort crocq monsieur. Tijdens het eten maakten we nog kennis met een tof koppel Ieren, Brandon en Cathy. Rond kwart voor 22 uur namen we afscheid van hen en kropen we doodmoe in onze slaapzakken.

Dag 3 : 12 september

Deze morgen kropen we rond kwart na 7 al uit onze tenten. De nachtrust had ons goed gedaan en de moraal zat weer goed. Je gelooft het of niet, maar de zon was van de partij. Op ons gemak maakten we ons klaar en braken we onze tenten op. Zowel in Durty Nelly’s als in het toeristisch bureau hadden ze ons afgeraden om naar Cratloe te trekken. Er was volgens hen zeggen geen pub, geen shop, … kortom niets. Dus wij wijzigden wij onze tocht en zetten we koers naar Sixmilebridge, zo’n een 10-tal km van Bunratty vandaan. Wij namen de weg tussen het kasteel en de pub en kwamen zo’n 2,5 km verderop een naftstation tegen, mét een shop (een soort kleine Match) Daar dronken we een koffie en namen we wat voorraad mee, zoals drank, brood en toespijs. We kochten er ook naald en draad om mijn rugzak te herstellen. Na de koffie trokken we verder. Het begon te regenen, maar onze moraal bleef goed. Op ons gemak, genietend van de natuur trokken we verder, tot op een gegeven moment de tweede arm van mijn rugzak afschoot. Even aan de kant en provisoire herstellen. De enige oplossing was de tent dragen. Zo trokken we weer verder terwijl de zon terug doorbrak en voor we het wisten stonden we voor een bord, dat ons vermeldde dat we in Sixmilebridge waren aangekomen. Een vriendelijke oudere dame wees ons de weg naar de dorpskern, waar we in één van de 6 locale pubs onze dorst lesten. In “Gilly’s bar”, waar we een tijdje alleen waren met de baas, vroegen we waar we onze tent konden opslaan. Dit was blijkbaar geen probleem want er waren genoeg locals, waar we bij terechtkonden. We dienden juist wat geduld te hebben tot ze binnenvielen. Een poosje later kwam er een koppeltje uit Gent binnen, die blijkbaar ook op doortocht waren. Nog even later, kwamen zoals voorzien de locals één voor één binnen. Mick, de baas sprak hen aan en onmiddellijk hadden we een plaats om onze tent op het gazon van één van hen te zetten. Gerry, onze gastheer belde zijn buur, die ons kwam halen met zijn auto, om ons de plaats aan te wijzen. Terug in de pub, kwamen we Phantom tegen, de oom van Gerry. Zo’n vriendelijke en behulpzame mensen, heb ik nog nooit meegemaakt. Nadat we geïnstalleerd waren, vulden we eerst onze magen en fristen we ons wat op, voor we een toer in het dorpje maakten. Eindelijk vonden we hier een bonbon gas (5€), zodat we ons eigen potje konden koken. Na de verkenning in het dorp trokken we naar “Gilly’s bar”. Onmiddellijk kwam Phantom aan onze tafel zitten, die ondertussen zo zat was als een Zwitser. Dit gezegde moeten we veranderen in “Zo zat als een Ier !” De locals bestookten ons met vragen en gaven ons al meteen een bijnaam. Zo werd Max, de Biker en ik Sinead O’connor but nicer. Na een tijdje gekeuveld te hebben met de lokale mensen, die ons voor de volgende dag ook op de goede weg zetten naar Clonlara, want de tussenstop Clohera bleek weer niemand te kennen, net zoals met Hurler’s cross. Rond 18 uur zijn we naar onze tent getrokken om nog wat te eten. Rond 19 uur, na ons ervan verzekerd te hebben van de openingsuren van de winkel, trokken we voor een slaapmutsje naar ”Gilly’s bar”. Na een ‘Good luck’ voor onze verdere tocht, namen we afscheid van die toffe mensen, met spijt in ons hart, maar we moesten nu eenmaal verder. Rond 20.30 uur waren we weer “thuis” en babbelden we nog wat na. Rond 21.40 zijn we alle drie in onze slaapzak gekropen. De winkels waren tot 22 uur open, dus gingen wij die avond met de kiekens op stok.

Dag 4 : 13 september

Deze morgen werden we om 7 uur gewekt door de kraaien en de kouwen, die in massa boven Sixmilebridge zaten. Max en Patrick gingen inkopen doen in de shop, wat verderop. Ik bezigde de tijd om wij volledig te wassen met het koude water, dat we de avond ervoor van Gerry hadden gekregen. Ik was net klaar toen het duo terugkwam met ons ontbijt, dat we onmiddellijk verorberden met en tas koffie, dat we op ons gasvuurtje klaargemaakt hadden. Na het ontbijt, waste Max hem, terwijl ik mij armen van mijn rugzak herstelde. Patrick hield ondertussen een oogje in het zeil of de locals nog niet wakker waren. Terwijl we onze tent afbraken, had Patrick de kans om zich op te frissen bij de buren van Gerry, waarvan de vrouw op de koop toe Belgisch was (van Ramsel tegen Aarschot). Rond 10.15 uur vertrokken we dan naar Clonlara. Na een aantal kms zagen we een aantal boeren, die ons vertelden dat we nog een 10-tal kms voor de boeg hadden. Ik weet niet hoe hoog we klommen, maar in alle geval gingen we serieus de hoogte in, echte kuitenbijters, zoals wij ze in de Vlaamse Ardennen ook wel kennen. Nog een aantal kms verder, stopte er plots een jeep, die uit de tegenovergestelde richting kwam. Hij vroeg ons waar we naar toe gingen en zei ons dat hij ons zou oppikken op de terugweg. Het begon net te regenen als hij terug was van zijn boodschap en wij in de jeep kropen. Tijdens de rit vertelde hij ons dat hij toeristische gids was geweest voor fietsers en dat hij graag een paar extra miles omreed om mensen zoals wij te helpen. Onderweg stopten wij even in Clonlara, wat eigenlijk op ons programma stond, maar wij zagen met onze eigen ogen, dat daar niets te beleven was, zoals hij ons reeds gezegd had. Dus reden we een dorpje verder waren het beter was om onze tenten op te slaan, aan de rand van de Shannon op een 10-tal minuutjes van de dorpskern van Castleconnel. Voor hij ons definitief dropte gingen wij nog wat drinken, terwijl hij onze volledige route bekeek en ons met raad en daad bijstond. Na ons op het hart gedrukt te hebben onze tent langs deze zijde van de rivier niet alleen te laten, namen we afscheid. Wij besloten eerst maar eens naar de dorpskern te lopen om wat voorraad in te slaan en eens te gaan checken waar we terechtgekomen waren. Wij voelden ons bij onze Kl… genomen door die Micheal, want de dorpskern en de pubs zagen er zo chick uit, tenminste voor trekkers zoals wij. Na een paar minuten overleg, besloten wij toch onze kans te wagen en trokken we een pub binnen. Het bleek uiteindelijk een doodnormale pub te zijn. Tijdens een goede Pint besproken we wat we gingen doen en vroegen aan een local welke richting we moesten nemen om in Ballina te komen. Zoals e voorbije dagen, waren ook hier de mensen vriendelijk en behulpzaam. Een van hen bleek in Nederland gewerkt te hebben en hielp ons verder in onze eigen taal. Na een tweede pint gedronken te hebben, gingen we wat voedsel en drank kopen voor ons avondmaal. Bleek dat de shopkeeper niet opliep met onze chauffeur, want hij noemde hem een ‘gangster’. Hij verwittigde ons ook goed op te letten wegens het vele vandalisme in de buurt. We mochten volgens hem onze tent niet opzetten langs de oever die uitgaf op de dorpskern. Dus was de plaats die de ‘gangster’ ons had aangeduid dan toch niet zo slecht. Na het uitkiezen van een plekje wat dieper in het bos, kookten we ons potje en deden we onze afwas in het stromende water van de Shannon. De avond was nog te jong om te gaan slapen, dus babbelden we nog wat na over het voorbije avontuur en legden we nog een kaartje. Deze avond was Max gewonnen bij het ramieren. Rond 22.15 uur zijn we dan maar in onze slaapzakken gekropen, wel met onze zakmessen en onze zaklampen bij de hand, je wist maar nooit. En je weet een verwittigd man, …

Dag 5 : 14 september

Na een rustige nacht, stonden we rond 7.15 uur op. Het bleek weer zo’n regenachtige grijze dag te worden. Max wedde voor een pint dat de zon zou doorbreken, terwijl Patrick niet zo optimistisch was. Na een goede tas koffie met een flinke botterham, deden we de afwas, wasten we onszelf in de Shannon en ruimden we op. Om 10.15 uur bonden we onze rugzakken op en trokken we weer het avontuur tegemoet. In de shop waar we wat drank insloegen voor onderweg, was de eigenaar gelukkig ons veilig terug te zien. We stelden hem gerust dat we op een paar wandelaars na, die hun hond uitlieten, niermand gezien hadden. Terwijl we buiten de gekochte goederen wegstaken, bracht hij ons gauw een grote fles limonade van het huis, waarvoor we hem hartelijk bedankten. We trokken verder in de gietende regen en liepen op de koop toe een paar meters verkeerd, maar zaten al heel vlug op de goede weg. Het bleef maar gieten, maar de drie waterkiekens hadden weeral geluk. Op een 2-tal kms van O’Briens Bridge werden we opgepikt door Brendan, die ons vriendelijk aanbood om ons tot de ‘Old Mill’ te brengen, de plaatselijke pub. Deze was echter gesloten, dus nam hij ons mee naar zijn huis en bood hij ons een tas koffie aan met grote hompen brood en kaas. Toen we wat waren opgedroogd en opgewarmd, bood hij ons ook aan ons naar Ballina te voeren en dat namen wij gezien de regen in dank aan. Onderweg stopte hij even aan een supermarktje om ons de kans te geven wat eten in te slaan. Op zondag bleken de winkels slechts tot 14 uur open te zijn. Daarna zocht hij ons een voor zijn normen een geschikte kampeerplaats en die waren nogal streng. Bij een boer even verderop zat de schuur vol en stond de wei onder water. Toen wij hem voorstelden van hieruit onze plan te trekken en zelf iets te gaan zoeken, wou hij hier niets van weten. Buiten vriendelijk en hulpvaardig waren ze wel koppig, die Ieren. Hij gaf niet op tot we een droge plaats hadden om te slapen, al moest hij ons hiervoor naar Terryglass brengen. Ik zei hem dat dit veel te veel gevraagd was, maar ik kreeg vlug het antwoord : “Als iemand je wil helpen, moet je dit niet weigeren, maar aannemen en zwijgen”. Dus zweeg ik. Hij bracht ons naar Portroe, waar we eigenlijk maar de volgende dag rond de middag zouden toekomen. In de plaatselijke bar ‘Seymours bar’ deed hij de uitleg voor ons. Wij hadden 2 opties : in de tribune van de plaatselijke voetbalclub of in de achtertuin van de pub. Wij verkozen voor het laatste omdat dit toch wat beter afgeschermd was. Brendan liet ons met een gerust hart achter, nadat hij met ons iets gedronken had. Zelfs zijn vrouw had als geïnformeerd of wij als iets gevonden hadden. De hulpvaardigheid van deze vriendelijke mensen (ik val misschien in herhaling) maakte het slecht weer toch voor een groot deel goed. Tot grote vreugde van Max en Patrick stond er een biljart en konden ze wat spelletjes spelen. Het was immers pas 15.15 uur en we moesten wachten op de eigenaar tot 19 uur, dus was dit een welkom tijdverdrijf. Ik nam ondertussen onze dagboek onderhanden en werkte onze foto-index bij. Rond 20.30 uur riep de mevrouw achter de toog ons dat de eigenaar in retard was en dat zij ons de plaats zou aanwijzen, waar we onze tent mochten opslaan. Wij dronken vlug ons glas leeg en zetten onze tenten op voor het te donker werd. Toen we goed en wel geïnstalleerd waren gingen we weer binnen in de pub, waar het toch warmer was. Terwijl de mannen ons iets bestelden vulde ik onze watervoorraad aan voor de koffie en ons te wassen. Even later, tijdens een sigaretje buiten (want in Ierland mag je in pubs niet meer roken), kwamen we in contact met de locals. Eén van hen, een visser, stelde ons voor ons de volgende dag naar Puckaun te brengen. Ze voorspelden weer regen, zodoende namen wij zijn voorstel aan. Dit zou ons weer wat voorsprong geven, want normaal zouden we daar Pas op dag 7, tegen de middag moeten arriveren. Tegen 9.45 kropen we lekker opgeward en met droge bagage in onze tenten.

Dag 6 : 15 september

Rond 7.30 stonden we op. We moesten immers om 10 uur klaarstaan voor de pub. Dus namen we vlug ons ontbijt, wasten ons en braken ons kamp op. Om stipt 10 uur stonden we op de afgesproken plaats. Van de visser was er om 10.30 uur nog geen spoor te bekennen. We besloten om nog een kwartier te wachten en dan maar te vertrekken. We konden immers niet eeuwig wachten, ook al stonden we voor op ons programma. Om 10.45 uur was hij er nog niet en zetten we onze weg maar te voet verder. In plaats van Puchaun, waar hij ons naar toe zou brengen volgden we ons plan en trokken we naar Ballycommon, zo’n 7 miles verder. Een paar kms verder keerde zich plots een auto en vroeg de bestuurster ervan waar wij naar toe gingen. Na een “Ok, I give you a lift, hump in”, stapten we in de wagen en reed ze verder. Op de vraag wat we het best zouden doen, Ballycommon of Puchaun, stelde ze ons voor eerst Dromineer te laten zien. Aan de rand van Lough Derg stopte ze en konden we genieten van het mooie uitzicht. Het was een mooie plaats met een kasteel en veel ruimte, maar de ruimte was te open om onze tenten veilig op te slaan. De vrouw voerde ons daarop 7.8 kms verder naar Puchaun. Na een hartelijk afscheid, trokken we het dorp in. De 2 lokale pubs gingen pas later open, dus moesten we nog even wachten om een kampeerplaats te versieren. Het was 12 uur en we installeerden ons aan de dorpspomp, die nog werkte ook. Op de stenen bank bleven wij op ons gemak genieten. De voorspelde regen bleef uit en de zon brak wellis waar door de grijze hemel. Terwijl ik bij onze bagage bleef, gingen Max en Patrick in de dorpswinkel om brood en toespijs. De pub ging maar om 16 uur open, dus hadden we ruimschoots de tijd om wat te eten, kaartjes te schrijven en onze route te bekijken voor de volgende dag. Wij lagen al 1 dag voor op het schema. Coolbaun en Ballinderry die onze volgende stoppen zouden zijn, schrapten we omdat er niets te zien of te beleven valt, dus zou de volgende stop Terryglass worden. Vanuit Puchaun, een 18-tal kms. Terwijl we zaten te kuieren in de zon, kwam een golden retriever ons gezelschap houden, zelfs honden zijn hier vriendelijk. De pomp stond net voor een plaatselijk schooltje, waar de bel om 15 uur ging om het einde van de schooldag aan te kondigen. De kinderen waren heel nieuwsgierig naar die 3 vreemden, die daar aan hun dorpspomp zaten. Toch hadden er een paar de moed om op ons toe te treden en ons tal van vragen te stellen. Toen de schoolbus kwam, boden ze ons een lift aan. Ongelooflijk, die vriendelijke hulpvaardigheid blijkt hen bij de geboorte meegegeven te zijn.

Rond 16 uur gingen we dan uiteindelijk ons licht opsteken in de pub. De baas bood ons onmiddellijk aan, onze tenten op te zetten op een van de 4 weiden achter de pub, die eigendom waren van zijn familie. Na onze tenten opgesteld te hebben, vulden we onze ‘weeral’ knorrende magen en gingen we nog enen drinken om onze watervoorraad aan te vullen. De dame vulde onze kannen zonder problemen, water is immers gratis in Ierland. Rond 21 uur keerden we terug naar onze tenten en sloten we onze avond af met een rondje ramieren, wat Max weer won. Rond 22.15 uur ritsten we onze tenten dicht, benieuwd wat de volgende dag voor ons in petto zou hebben.

Dag 7 : 16 september

Toen we rond 7.15 uur uit de veren kropen, zag de hemel er opnieuw grijs uit. Na het ontbijt begon het stilletjes te miezelen. Bij het bespreken van de dagorde, besloten we om een dagje ter plaatse te blijven en een dagje rust te geven aan lijf en benen. Wij zaten toch al een dag vooruit op de planning, dus kon het geen kwaad. Een poosje later zagen we dat we de goede beslissing hadden genomen. Het begon nl. harder te regenen. Na nog wat gepraat te hebben en nog wat kaartjes geschreven te hebben trokken Max en Patrick naar de shop om wat drank en bonen. Deze dag stond immers bonen en worst op het menu. Ondertussen had ik de tijd om me in alle rust te wassen. Daarna hielden we ons wat bezig. Patrick’s schoenen hadden er bij nazicht (hij kreeg natte voeten) de geest aan gegeven. Behalve de veters was er niet veel goeds meer aan. Gelukkig had hij nog twee paar reserveschoenen. Rond 12 uur zijn we, terwijl het even droog was, een toertje in het mooie pittoreske dorpje gaan doen. Bij het plaatselijke schooltje kwamen de kids net de speelplaats opgerend. De begroeting was al even hartelijk als de dag voordien. “Hey, our friends !” Riep één van de knapen ons toe. Op 1 uurtje waren we het hele dorpje rond en ook weer een paar foto’s rijker. Terug bij onze tenten aten we wat deden we de afwas en hadden we de tijd om een middagdutje te doen. Rond 16.30 uur trokken we naar de pub om de watervoorraad aan te vullen en de weg te vragen voor de volgende dag, richting Terryglass. Na elk 2 pints trokken we terug naar de tent om weer wat te eten en nog wat te kaarten. Rond 21 uur zijn we dan maar naar onze bedjes getrokken. De volgende dag beloofde immers zwaar te worden.

Dag 8 : 17 september

Na het ontwaken trokken we rond 7.30 uur naar de lokale shop om er een koffie te drinken. Zo moeste we zelf geen maken en bespaarden we ons tijd en afwas. Na onszelf op te frissen en de tent netjes ingepakt te hebben, vertrokken we rond 9.40 uur richting Terryglass. Het beloofde een mooie dag te worden. De zon was al van de partij en de volgende 5 dagen zou het zonnig blijven, volgens de weervoorspel-lingen. Na zo’n 20 minuutjes stappen, besloten we even halt te houden. Op dat moment besefte Max dat hij zijn pijp in de local store had achtergelaten. Terwijl Patrick en ik bij de bagage bleven, liep Max de hele weg terug naar het dorp. Zo’n 20 minuutjes later was hij terug mét pijp, maar die van hem was wel uit. Hij had het hele eind heen en terug gelopen. Rond 10.40 uur vervolgenden wij onze weg en alles was mee. Onderweg rond het middaguur stopten we een drietal kwartier om even te rusten en de innerlijke mens wat te versterken. Tijdens onze weg kwamen we veel mooie vergezichten tegen, die ons verplichten even te stoppen om dit op foto vast te leggen. Puchaun lag een 7-tal kms achter ons, toen we een winkeltje tegen kwamen, waar we wat drinken insloegen. Ondertussen was het warm geworden en brandde de zon op onze huid. Patrick zijn gebed aan de grot van Puchaun was verhoord. Het lekkere frisse drinken deed ons deugd. Het werd halfvier en we besloten te liften, zo zwaar gepakt gingen we niet zo vlug vooruit als voorzien. Een kwartiertje later hadden we prijs. Achter in de ‘camionette’ van twee vriendelijke werklui, geraakten we tot in Bellinderry. De pub was dicht en bij navraag was er ook nog geen winkel in de buurt. Wij waren moe, maar moesten verder. Een nachtje hier blijven was uit den boze, want onze voorraad brood was op en door het warme weer ons drinken ook. Terryglass, een 4-tal kms verderop zou nog iets meer dan een uur in beslag nemen. Na een kilometertje stopte een blonde dame in een kleine wagen, die de bagage en 2 personen kon meenemen, met de koffer open, maar het ging. Max besloot om de 3 kms te voet af te leggen en ons met de auto te laten gaan. In Terryglass aangekomen, bleek de dame in 1 van de 3 pubs te werken, nl. Paddy’s bar. Terwijl we op Max wachtten, deden we vlug boodschappen in het kleine dorpswinkeltje achter de hoek. Na een halfuurtje kwam Max ook aangestapt en zijn we in de pub iets gaan drinken. Vermits het ons overal al gelukt was een kampeerplaats te bemachtigen, vroegen we ook hier weer waar we onze tenten konden opslaan. De vriendelijke dame belde onmiddellijk naar een vriend en we mochten onze tenten onder de bomen aan het haventje zetten. Na de tenten opgezet te hebben, aten we wat. Er kwam wel een koude wind van over het water en we zagen het niet zitten in deze kou na te keuvelen of wat te kaarten. Dus trokken we de gezellige warmte van de pub in. Rond 22 uur kropen we alle drie, moe van de dag, onze slaapzakken in.

Dag 9: 18 september

Deze morgen werden we rond 7.30 uur wakker en de zon lachte ons al toe. We zouden, zoals de dag ervoor afgesproken, al liftend naar Banager trekken. Het was een tocht van 34 km en die was te ver om te voet en zwaar bepakt te over-bruggen. Op deze manier zouden we de 19de september Shannonbridge bereiken. Terwijl ik mij waste, door water in een plastieken zak te gieten, gingen de mannen een kijkje nemen in het haventje. Ze ontdekten dat er een sanitaire blok was. Ik was al gewassen, maar zij konden zich daar gaan wassen, wat natuurlijk veel comfortabeler was. De baarden van een paar dagen oud, vlogen er ook af, zodat ik weer met twee nette mannen op de baan kon, in plaats van een koppel gangsters. Nadat ik mijn pijnlijke schouder had ingewreven, trokken we op verkenning in het dorp. Wij hadden hier nog even de tijd doordat we toch gingen liften. In het dorp was er op twee bronnen na, niets te zien. Terug in ons kamp, namen we een vroeg middagmaal. Nadat we de eendjes gevoerd hadden en ons kamp opgebroken hadden, vertrokken we rond 13.30 uur richting Banager. Al na een paar meters kloeg Patrick over zijn benen, die niet mee wilden. Toch zijn we nog een 2-tal kms verder geraakt. Het had geen zin meer verder te gaan tot hij stikkappot zat. Dus besloten we vanop de veilige kant van de weg te liften in plaats van al stappen. Na een half uurtje stopte een Nederlandse dame, die sinds 1981 in Ierland woonde. Zij bracht ons tot het kruispunt, op 3 kms van Lorrha. Zij moest normaal de andere kant op. Op dat kruispunt stopte een andere vriende-lijke dame, die in haar kleine wagentje Patrick en de bagage kon meenemen. Max en ik konden die 3 laatste kms naar Lorrha gemakkelijk te voet overbruggen. Zonder die zware last op onze schouders ging het stappen immers heel vlot, maar toch stopte even verder een vriendelijke heer, zodat wij al heel vlug na Patrick in Lorrha aankwamen. Patrick stond in gezelschap van een oudere dame en toen wij er eenmaal ook waren, was een plaats voor onze tenten al heel vlug geregeld.

Door de verzuurde benen van Patrick bleven we hier overnachten en zouden we Banager de volgende dag pas aandoen. Bij een lokale boer, een Ierse ‘nonkel Jef’’, sloegen we onze tenten op, net rechtover een pub en de dorpswinkel. De vrouw van de dorpswinkel vertelde ons dat haar man, de pub zou opendoen rond 18 uur. Hij kon ons volgens haar wel het een en ander vertellen over de geschiedenis van het dorp. Ze gaf ons ook een foldertje mee van het dorp zelf. Terug in onze tent, trokken we ons alle drie wat terug om wat te rusten. O ja, dat zou ik nog vergeten te vertellen : toen onze tent net opstond, ontdekten wij een mierennest. Bij gebrek aan iets beter, gingen wij deze te lijf met de deodorant van Patrick. Dat was de enige in ons bezit in spuitbus en het bleek nog te helpen ook. Na een heerlijke maaltijd van pasta met chili con carne staken we de straat over naar de pub. Het was op dat ogenblik al 19 uur en wij bleken de enige klanten te zijn, zodat Denis de tijd had om een uitgebreid praatje met ons te slaan. Nadat we wat heen en weer gepraat hadden kwamen we op het onderwerp “de pijp”. Bleek dat hijzelf een jaar geleden gestopt was met de pijp te roken. Plots stond hij op en wenkte ons naar de andere kant van de zaak. Daar liet hij ons een kleine pijpenverzameling zien. Daar moest natuurlijk een foto van genomen te worden. Max, ook een pijpenverzamelaar ging achter de toog de verzameling wat beter bekijken, tot Denis hem plots zei er een uit te kiezen. Dat durfde Max niet zo goed, dus gaf Denis er hem zelf een in handen. Het was de duurste van heel de verzameling, een meerschuimen pijp. Door het mooie cadeau was Max helemaal van streek en pinkte zowaar een traantje weg. Terug aan ons tafeltje ging ons gesprek verder. Denis ging in het woongedeelte een pijn halen met filter in. Wij hadden dit nog nooit gezien en ook die kreeg Max cadeau. Niet te geloven ! Uit dank, dronken we nog een pint ondanks we alle drie moe waren. Pas om 22.30 uur kropen we onder de wol met weer een ervaring rijker.

Dag 10 : 19 september

Pas om 8 uur kropen we uit onze nest. De hemel zag er grijs uit, maar het regende alvast niet. Na het ontbijt en wat inkopen gedaan te hebben, ruimden we op. We vertrokken vrij laat, rond 11.20 uur richting Rathcabban, zo’n 6.8 km verder. Het bleef heel de dag grijs, maar op een miezelbuitje na bleef het droog. Onderweg probeerden we te liften, maar dit lukte ons dit keer niet. Rond 14.30 uur kwamen we uiteindelijk aan in Rathcabban. Het was heel kalm in het dorpje. Gelukkig was de pub open, zodat we onze dorst konden lessen. Het leek ons daar doods. Terwijl we buiten stonden te roken, kwam er toch een man, die ons zei dat we rond 18 uur wel een lift konden versieren naar Banager. Vanuit Rathcabban was Banager nog een 15-tal kms, wat ons nog een uur of 6 zou kosten. Dus zat er niets anders op dan hem op zijn woord te geloven en bleven we geduldig wachten. Rond 17 uur kwam er uiteindelijk een koppel binnen. Max die een briefje voorbereidt had, liep op hen toe in de hoop een lift te krijgen. De man was onmiddellijk bereidt ons naar Banager te voeren. Na overleg met zijn vrouw bracht hij eerst de boodschappen die in de wagen lagen naar huis en reed ons een poosje later naar ons doel. Het bleek een Brit te zijn, afkomstig van Birmingan. Hij vertelde ons tijdens de rit, dat ze uit Birmingan gevlucht waren vanwege de Pakistanezen, die hun geboortedorp bleken over te nemen. Dit leek hun niet de goede manier om hun kinderen en kleinkinderen op te voeden en dus zijn ze maar naar Ierland getrokken. Ze woonden er al 18 maanden en vonden het er fijn. Rond 18 uur zette hij ons af in het centrum van Banager. Wij waren zeer blij dat we tot daar geraakt waren die dag. We stapten wat verder naar de vuilste bar van Ierland, die Max op zijn vroegere reis al ontdekt had, maar we stapten de verkeerde kant uit, want hij wist niet precies meer waar hij ergens was. In ‘Railway’s bar’ stapten we binnen om een kampeerplaats te vragen. De bar zat nogal tamelijk vol en we moesten ons in een tweede gedeelte plaatsen tot er plaats was in de bar zelf. Na wat geduld hadden we dan ook plaats voor de bar zelf en hadden we ook al heel vlug een plaats op het grasplein aan de Marina. Max en Patrick gingen even checken. Ze bleven meer dan een uur weg en ik werd ongerust, maar ze kwamen terug met informatie om eventueel een boot te huren om de volgende dag naar Shannonbridge te varen. Max en ik keerden nog even terug om over de prijs te discuteren, maar we zouden de volgende dag pas meer weten. Na onze bagage veilig binnen in de bar gezet te hebben, gingen we op zoek naar die vuilste bar van Ierland en vonden hem ook. Het bleek al verbeterd te zijn, maar proper was hij alles behalve. Pas rond 21 uur zetten we onze tenten op. Patrick was doodmoe en kroop rond 21.30 uur in de tent. Max en ik lazen eerst nog wat. De nacht was echter van korte duur, want een groepje Engelse hooligans vond het nodig rond 2 uur de nacht te verbreken met door onder elkaar kabaal te maken.